Title:
|
Sectorstudie organische chemie [NDS 95-001]
|
|
Author(s):
|
|
|
Published by:
|
Publication date:
|
ECN
Policy Studies
|
1-12-1995
|
|
ECN report number:
|
Document type:
|
ECN---95-001
|
Book
|
|
Number of pages:
|
Full text:
|
99
|
Download PDF
|
Published in:.
Abstract:
Op basis van een literatuurstudie en gesprekken met direct betrokkenenis de sector organisch chemische industrie opgedeeld in segmenten, energiefuncties
en installaties.
Bij de indeling in segmenten is rekening gehouden met de homogeniteit
tussen producten en grondstoffen en de werkbaarheid bij het verzamelen
van gegevens voor de databank. Er is voor gekozen om segmenten zo te
kiezen dat één of meer gehele productgroepen binnen één segment vallen.
Binnen ieder segment zijn energiefuncties te onderscheiden, in deze
studie de omzetting van grondstof naar product. Deze omzetting gebeurt
vervolgens weer met behulp van diverse installaties.
Het energiegebruik inclusief feedstock binnen de organische chemie bedroeg
gemiddeld genomen over de afgelopen jaren circa 440 PJ, ongeveer 16%
van het primaire energiegebruik in Nederland.
Een viertal bedrijven op een evenzo groot aantal locaties richt zich
hoofdzakelijk op de productie van etheen, propeen, butadieen, benzeen,
xylenen en tolueen. Dit segment, 'olefinen- en aromatenproductie', verbruikt
circa 70% van de energie binnen de sector. Methanol wordt in Nederland
bij één bedrijf geproduceerd op één locatie. Het energiegebruik hiervan
komt overeen met ongeveer 6% van wat binnen de sector verbruikt wordt.
Afgeleide en overige producten zijn in het segment 'overige organisch
chemische industrie' ondergebracht. Een grote verscheidenheid aan producten
is hieronder te vinden.
Op basis van de beschrijving van de sector is een overzicht gemaakt
van gewenste data. Voor het periodiek verzamelen van deze gewenste data
zijn een beperkt aantal bronnen toegankelijk.
Op sectorniveau zijn de door het CBS gepubliceerde energieverbruikscijfers
bruikbaar. Op energiefunctieniveau is voor een groot aantal producten
de productwaarde te bepalen uit publicaties van het CBS, European Chemical
News en Methanol & Derivates Monthly Business Report. Productiecapaciteiten
en veranderingen daarin worden bijgehouden door Chem-Intell. Brandstofverbruiken
zijn via de Emissieregistratie te achterhalen. Op installatieniveau
heeft de Vereniging Krachtwerktuigen gegevens over warmte/kracht-installaties
beschikbaar.
Advies voor monitoring
De producten binnen de 'overige organische basischemicaliën producerende
industrie' komen van een groot aantal bedrijven. Een aantal producten
welke onder dit segment vallen worden ook door olefinen- en aromatenproducerende
bedrijven geproduceerd, wat een complicatie op kan leveren bij het verzamelen
van data. Zo dient om de verandering in energie-efficiency rond een
kraakinstallaties weer te geven de etheen-yield en het specifiek energiegebruik
per geproduceerde hoeveelheid product bekend te zijn. Individuele bedrijven
zijn zeer terughoudend met het openbaar maken van energieverbruik- en
productiecijfers. Het meewerken aan algemene procesbeschrijvingen wordt
zelfs door enkele bedrijven afgewezen.
Als energiefuncties zijn, indien het energiegebruik groot is, specifieke
productieprocessen gedefinieerd. Algemene procesbeschrijvingen en gebruikte
installaties met globale kentallen zijn voor de belangrijkste processen
voorhanden. Opgemerkt dient te worden dat het niet-energetisch verbruik
is gebaseerd kan zijn op de onderste verbrandingswaarde van de gevormde
producten, hetgeen afwijkt van de CBS-methode.
Het berekende verbruik van 18 PJ elektriciteit is hoog, vergeleken met
het finaal verbruik in de NEH (12 PJ) rekening houdend met een normale
bezettingsgraad. Het energetisch brandstofverbruik van 125 PJ onderschat
daarentegen de CBS-cijfers. Door het CBS wordt onder andere polymeerproductie
en mogelijk kunstvezel- en anorganische productie soms tot de sector
gerekend.
Het niet-energetisch brandstofverbruik is niet vergelijkbaar met de
CBS-gegevens. Het CBS registreert aromaten (waaronder styreen en cumeen)
als energiedrager. Ook voor MTBE en TBA (dopes voor benzine) en fenol
geldt dat. Daardoor kunnen bij de verdere verwerking van olefinen en
aromaten energiedragers 'verdwijnen' (non-energetisch finaal verbruik)
maar ook ontstaan.
Inventarisatie van productieprocessen aan de hand van eenmalige bronnen
en de emissieregistratie leverde op dat binnen de sector 'overige organisch
chemische industrie' zich, uitgezonderd de styreen-, MVC- en de isopropanolproductie,
alleen productieprocessen afspelen met een energiegebruik kleiner dan
3 PJ.
Op basis hiervan wordt geadviseerd het verzamelen van gegevens over
de sector te beperken tot de segmenten olefinen- en aromatenproductie
en de 'overige organisch chemische industrie' buiten beschouwing te
laten. Wel dient nadere aandacht geschonken te worden aan de wijze waarop
het CBS met energiedragers omgaat binnen de categorieën overige aardolieproducten,
overige lichte oliën en aardolie-aromaten.
Daarnaast is het van belang een overzicht te verkrijgen van de benodigde
gegevens op verschillende aggregatieniveaus. De benodigde gegevens zijn
energieverbruiksgegevens en zogenaamde verklarende factoren. Deze laatste
zijn grootheden die naar verwachting mede bepalend zijn voor de omvang
van het energieverbruik, zoals de opgesomde beschikbare productiecijfers
en financiële kengetallen. Economische kengetallen staan wel in de jaarverslagen,
maar dit betreft het gehele concern en niet van het specifieke bedrijf
in kwestie.
Concluderend kan worden gesteld dat van de belangrijkste processen en
installaties in zijn algemeenheid goede beschrijvingen te geven zijn,
maar dat het ontbreekt aan openbare periodieke cijfers. Om toch gegevens
over producties te verkrijgen kan door het CBS een gewogen fysieke productie
van enkele productgroepen worden berekend.
Dit rapport geeft de situatie t/m 1993.
Back to List