Title:
|
Energieheffingen en rentabiliteit: Effecten van energieheffingen op de rentabiliteit van energietechnieken.
|
|
Author(s):
|
|
|
Published by:
|
Publication date:
|
ECN
Policy Studies
|
1991
|
|
ECN report number:
|
Document type:
|
ECN-C--91-083
|
ECN publication
|
|
Number of pages:
|
Full text:
|
61
|
Download PDF
|
Abstract:
In opdracht van het Directoraat-Generaal Energie van het Ministerie van Economische Zaken is ten behoeve van de stuurgroep Regulerende Energieheffingen door ESC-Energiestudies een studie verricht
naar de effecten van energieheffingen op de rentabiliteit van energietechnieken, zoals verwarmingsketels, warmtepompen, WK- en TE-vermogens, windturbines en zonneboilers. Ten behoeve hiervan zijn drie varianten doorgerekend, A-, B- en C, met 2 heffingshoogten: 50 en 100%. In de A-variant wordt een heffing internationaal ingevoerd, in de B-variant nationaal. Bij deze twee varianten worden de heffingen berekend op basis van energie- en koolstofinhoud van de brandstof. De C-variant betreft ook nationale invoering, maar de heffing zal hier alleen voor kleinere gebruikers gelden. De varianten zijn berekend voor 3 situaties: beleid met subsidies (huidig beleid), beleid met subsidies en met heffingen, beleid zonder subsidies en met heffingen. De internationale invoering van
een energieheffing (de A-variant) houdt in, dat de brandstofprijzen als gevolg van een daling van de afbronprijzen zullen dalen. De nationale invoering van een energieheffing (de B- en C-variant) zal geen enkele invloed hebben op de afbronprijzen. De hoogte van de eindprijzen in de A-variant zal dus lager zijn dan die in de B-variant. De C-variant is niet vergelijkbaar omdat de grondslag geheel anders is: In deze variant worden alleen de A- en B-schijf van het gastarief, de eerste 1250 MWh elektriciteit en de eerste 31,7 TJ olieprodukten belast. De resultaten van de rentabiliteitsberekeningen van warmtepompen, Warmte-Krachtinstallaties en duurzame opties, zoals windturbines en zonneboilers wijzen op een verbetering van die rentabiliteit in de A- en de B-variant. Omdat bij de A-variant de brandstofprijzen omlaag gaan, gaan zoals uiteengezet, de gas- en elektriciteitsprijzen in de heffingsvarianten minder hard omhoog dan in de B-variant. Het gevolg is, dat bij de warmtepompen en de duurzame opties de rentabiliteit in de B-variant hoger is dan in de A-variant. Bij kleinschalige (TE-) en bij grootschalige (WK-) vermogens speelt ook de elektriciteitsprijs in combinatie met de gasprijs een rol; deze interfereert met de gasprijs. Bij TE-vermogens is het verschil tussen de A- en de B-variant nihil maar bij WK-vermogens werkt het hoge terugleveringstarief in het zlchtjaar 2000 flink door in de rentabiliteit, in het ziohtjaar 2000 zijn de verschillen in de rentabiliteiten
tussen de A- en B-variant minimaal. In de C-variant is het beeld divers: de energiebasparende technieken gaan er in de C-variant qua rentabiliteit op voorult; alleen de TE-vermogens, kleiner dan ca. 2 MWe gaan erop achteruit. Dit is het gevolg van het feit dat in de C-variant de waarde van de geproduceerde elektriciteit gelijk blijft, maar de (inkoop-) prijs van het aardgas wel stijgt. Ondanks de lage rentabiliteiten bij TE-vermogens in sommige sectoren bestaat er toch een potentieel. Dit komt door het gebruik van de penetratiecurve, waarbij ook bij lagere rentabiliteiten verondersteld
wordt, dat er wordt geinvesteerd. Bij de verrekening met de Stadsverwarmingspotentiëlen, die NOVEM heeft berekend gaat een deel van het TE-potentieel in de sectoren woningen, bejaarden- en ziekenhuizen
naar Stadsverwarming; het totale TE-potentieel wordt daardoor minder, maar omdat de sector tuinders het grootste deel van het TE-potentieel voor zijn rekening neemt blijft die afname minimaal. De sector tuinders neemt in elke variant meer dan 40%, soms wel 80% van het potentieel voor z’n rekening.
Omdat warmtepompen door haar hogere rendement bij hoge brandstofprijzen steeds rendabeler wordt is de algemene tendens, dat in elke variant de rentabiliteit stijgt ten opzichte van de basis. Aangetekend dient te worden, dat bij het berekenen van de rentabiliteit geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat een warmtepomp wordt ingezet bij het invullen van de koelbehoefte in een gebouw. De laatste jaren is gebleken dat bij een goede systeemaanpak en een goede dimensionering de warmtepomp in
diverse gebouwsoorten een rendabele optie kan zijn, afhankelijk van de warmte- en koelbehoefte. Het is heel duidelijk, dat een prìjsverhoging zoals voorgesteld in de heffingsvarianten de rentabiliteit van duurzame opties flink doet stijgen.
Back to List